Expressionistisch werk van Johan Dijkstra uit de periode 1925-1930 toen hij met wasbenzine werkte en felle kleuren gebruikte. Op dit schilderij staat een straatje in het Groningse dorp Onnen afgebeeld met in de verte de befaamde (monumentale) spoorbrug welke in 1920 voltooid was.
Johan Dijkstra (1896-1978) groeide op in een kunstzinnig milieu, zijn vader was een decoratieschilder. Dankzij de schilderskist van zijn vader begon Johan Dijkstra al op jonge leeftijd te schilderen. In 1916 schreef Johan Dijkstra zich in voor de academie Minerva. Hier leerde hij Marie van Veen kennen, zijn latere vrouw.
Op de Academie leerde Johan Dijkstra het meest van leraar F.H. Bach en zou zijn verdere leven met hem bevriend blijven. Bach nam Johan Dijkstra naar buiten om ‘en plein air’ te schilderen, bijvoorbeeld bij boerderij Blauwborgje naast het Reitdiep. Een plek waar hij nog vele keren zou terugkeren.In 1918 richtte Johan Dijkstra, samen met onder meer Jan Altink, George Martens en Jan Wiegers, de ‘Vereeniging Groninger kunstkring de Ploeg’ op. Een duidelijk gedachtegoed was er niet, de schilders wilden vooral breken met de verouderde kunstopvattingen en het Groninger kunstleven nieuw leven in blazen.
Vanaf 1920 experimenteerde Johan Dijkstra meer met kleur. Hij schilderde een periode in een pointillistische stijl en werd ook sterk beïnvloed door het werk Vincent van Gogh. Hij reisde veel door het Groninger land en legde het landschap met oogstende boeren vast, maar ook de eeuwenoude kerkjes in de dorpjes. Omstreeks 1925 begon Johan Dijkstra expressionistisch te schilderen, een stijl die Jan Wiegers via zijn contacten met Kirchner in Groningen introduceerde. Dijkstra werkte veel met wasverf, waarbij olieverf werd gemengd met wasbenzine. De verdunde verf droogde snel waardoor ‘laag op laag’ vlot konden worden aangebracht. Ook bleven de kleuren fel, waardoor vernissen overbodig was geworden en de werken een bijzondere matte uitstraling kregen.
De werken uit deze jaren, met zijn felle kleuren en vereenvoudigde vormen, tonen Johan Dijkstra’s ontzag voor de Duitse schilders van de Brücke en de Noorse schilder Edvard Munch. Vanwege geldgebrek beschilderde Johan Dijkstra geregeld beide kanten van het doek.Na 1930 is zijn meest heftige expressionisme voorbij en gaat Johan Dijkstra werken in een behoudendere stijl die het best kan worden omschreven als ‘verhevigd impressionisme’. Na 1940 zijn geen sporen meer te vinden van het modernisme uit de twintiger jaren.
Zijn onderwerpen haalde Johan Dijkstra vooral uit het ongerepte Groninger landschap met zijn kenmerkende weidse akkers, wierden, dijken, paden en dorpjes met rode huizen. Johan Dijkstra legde vooral de verdwijnende plekken vast en meed tekenen van opkomende industrialisatie, zoals telefoonpalen, spoor- en asfaltwegen.
In 1959 werd aan Johan Dijkstra de Culturele prijs voor de provincie Groningen toegekend. Werken van zijn hand zijn te zien in het Groningen Museum.
Bron: www.marksmit.nl