Schitterend gezicht op de Bloemenmarkt in Delft geschilderd door de Oostenrijker Carl Fahringer (1874-1952) in de jaren 1920/30. De Delftse bloemenmarkt vindt nu nog steeds plaatst op de Brabantse Turfmarkt. Dit schitterende stukje Delft verandert op donderdagen in een kleurrijk portret met tientallen bloemenhandelaars en duizenden bloemen. De familie van degene van wie ik het schilderij over kon nemen, woonde voor de oorlog in Delft en was persoonlijk bevriend met schilder Fahringer.
Carl Fahringer studeerde aan de Weense Academie voor Schone Kunsten, waar zijn leraren Siegmund L’Allemand en August Eisenmenger waren, en aan de Academie van München, waar zijn leraar Carl von Marr was. Door zijn verschillende studiereizen en zijn baan als oorlogskunstenaar tijdens de Eerste Wereldoorlog, reisde Carl Fahringer naar veel verschillende landen – hij was in Rusland, Italië, Egypte, Griekenland, Nederland, Montenegro en de Balkanstaten. Veel van zijn talrijke schilderijen tonen details van de oorlog, voornamelijk in berglandschappen, maar zijn bekendste werken waar hij beroemd om is, zijn zijn dierenschilderijen. Hij had een voorkeur voor exotische wilde dieren die hij niet alleen op zijn reizen schilderde maar ook in de Tiergarten Schönbrunn, de oudste dierentuin ter wereld.
Terwijl hij in zijn jonge jaren werd beïnvloed door de realistische schilderkunst van de Münchner Schule (school van München) en de esthetiek van de late 19e eeuw, kreeg hij later een individueel impressionisme.
Carl Fahringer was van 1903 tot 1906 lid van de Hagenbund en vanaf 1907 lid van het Künstlerhaus. Van 1929 tot 1945 was hij professor aan de Academie voor Schone Kunsten in Wenen, van 1938 tot 1939 als hoofd van een masterclass schilderen en van 1939 tot 1945 als hoofd van de masterclass voor dierenschilderen.
Het werk van Carl Fahringer werd meermaals bekroond, hij kreeg de Kleine Goldene Staatsmedaille, de Drasche-Prijs en de Albert Freiherr von Rothschild-Prijs in 1911, de Dumpa-Prijs in 1913, een tweede keer de Drasche-Prijs in 1916, de Reichel- Price en de Staatspreis in 1925, de Große Goldene Ehrenmedaille in 1926, de Jubileumprijs van het Künstlerhaus in 1928 en in 1944 de Goldene Ehrenmedaille.